ingezetenschap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ge·ze·ten·schap
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van ingezetene met het achtervoegsel -schap[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ingezetenschap | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het ingezetenschap o
- het ingezetene zijn van een staat
- ▸ De Israëlische regering reageerde daarop door nieuwe strenge maatregelen aan te kondigen. Eén van die maatregelen zou zijn dat Palestijnse aanslagplegers het recht op ingezetenschap zouden verliezen. Israël is al begonnen met het vernietigen van huizen van aanslagplegers.[2]
Gangbaarheid
- Het woord ingezetenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Kabinet Netanyahu noemt Israël 'Staat van Joodse volk'” (Zondag 23 november 2014), NOS