Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·fla·tie·ni·veau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inflatieniveau inflatieniveaus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het inflatieniveauo

  1. (economie) de hoogte van de prijsstijgingen
     Dit jaar betalen huiseigenaren gemiddeld 1,6 procent meer aan onroerendezaakbelasting (ozb), reinigingsheffing en rioolheffing. Dat komt neer op een tientje extra. En dat terwijl de inflatie voor dit jaar op 2 procent wordt geschat. In het afgelopen decennium stegen de lasten juist harder dan de inflatie. Afgelopen jaar zaten ze rond het inflatieniveau en dit jaar er dus net onder.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Tamara Awwad
    “Lokale lasten stijgen minder hard” (Woensdag 30 maart 2011, 07:06), NOS