indulge
Naar frequentie | 5632 |
---|
- Geluid: indulge (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ɪnˈdʌldʒ/
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord indulgere.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to indulge |
he/she/it | indulges |
verleden tijd | indulged |
voltooid deelwoord |
indulged |
onvoltooid deelwoord |
indulging |
gebiedende wijs | indulge |
indulge
- overgankelijk zijn zin geven
- overgankelijk botvieren
- overgankelijk zich laten gaan
- overgankelijk ontzien
- overgankelijk sparen
- overgankelijk te veel drinken
- onovergankelijk genieten van
- indulge in
overgankelijk toegeven aan
- «Indulge in a snack that won’t make you cry.»
- Geef toe aan een snack die je niet aan het huilen zal brengen.
- «Indulge in a snack that won’t make you cry.»