indroge
- in·dro·ge
- afleiding van het versterkte bijvoeglijk naamwoord indroog met de uitgang -e
indroge
- verbogen vorm van de stellende trap van indroog
- De indroge wei- en bouwlanden slorpen al het water op en zijn nog lang niet verzadigd. [1]
- Het woord indroge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Hbl.?"Nog droge slooten." in: Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad jrg. 53 (2 november 1921); p. 1 kol. 3; geraadpleegd 2015-07-28