Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·bouw·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inbouwkast inbouwkasten
verkleinwoord inbouwkastje inbouwkastjes

Zelfstandig naamwoord

de inbouwkastv / m

  1. een kast die een integraal deel van het gebouw is
    • De scheiding tussen de twee kamers bestaat uit een inbouwkast kast. 

Gangbaarheid