impregneren
- Geluid: impregneren (hulp, bestand)
- im·preg·ne·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doordrenken’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse imprégner (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
impregneren |
impregneerde |
geïmpregneerd |
zwak -d | volledig |
impregneren
- overgankelijk een poreuze vaste stof doordrenken met een vloeistof om hem waterdicht, onbrandbaar enz. te maken
- Kun jij die stof even voor mij impregneren?
- Het woord impregneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "impregneren" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "impregneren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be