Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ima·go·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord imagoschade imagoschades
imagoschaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de imagoschadev / m

  1. aantasting van de reputatie van iets of iemand
     Bij directeur Eddy Habben Jansen speelde "angst voor imagoschade een belangrijker rol dan de noodzaak van een zorgvuldige procedure". Ongewenste omgangsvormen werden daardoor niet gecorrigeerd en de slachtoffers, allemaal jonge mannen, kregen onvoldoende nazorg.[1]
     Dat leidde tot enorme imagoschade voor de plant, vertelt hij. "Heel veel mensen hebben last van de rups, maar ze nemen de moeite niet om het aan te pakken." De oud-buxuskweker benadrukt dat er wat aan de rupsenplaag te doen is. "Maar er is geen middenweg. Je doet niets en de planten verdwijnen, of je werkt eraan en je hebt een prachtige buxus in je tuin."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Bas de Vries en Bernice Willemsen
    “Onderzoek: ProDemos beschermde medewerkers niet tegen misbruik” (Maandag 28 oktober 2019, 12:00), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Buxuskwekers stoppen massaal: een rups verwoest hun struik” (Vrijdag 2 augustus 2019, 11:37), NOS