[1] opening van Thialf met de ijskoning
  • ijs·ko·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord ijskoning ijskoningen
verkleinwoord

de ijskoningm

  1. Koning Winter; de personificatie van de winter
  2. kampioen bij schaatswedstrijden
    • Ik vraag hoe zijn patiënten zich gedragen onder zijn handen. „Onder de 49 hebben ze geen idee wie ik ben. Zijn ze ouder, dan is er wel herkenning.” Herkenning? Hij was de eerste nationale sportheld, de Johan Cruijff van het schaatsen, de ‘ijskoning’. Als hij won, zong het hele land „Heja Ard Schenk”. Hij grinnikt en zegt: „Och.”[1] 
    • De feiten zijn dat Falko Zandstra op de Nederlandse kampioenschappen schaatsen is gedegradeerd tot een modale schaatser. De voormalige Friese ijskoning had al troonsafstand gedaan, nu heeft hij ook het hof moeten verlaten. Geen Europees en zeer waarschijnlijk ook geen wereldkampioenschap voor Zandstra. De kwalificatie voor het WK afstanden wordt nog een opgave.[2] 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Rinskje Koelewijn 16 februari 2013
  2. NRC Erik Oudshoorn 8 januari 1996
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be