idolatrie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ido·la·trie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beeldendienst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
- afgeleid van idool met het achtervoegsel -latrie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | idolatrie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord idolatrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "idolatrie" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "idolatrie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ idolatrie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be