ideatie
- ide·a·tie
- van Engels ideation zn , als term voorgesteld door de 19e-eeuwse Engelse filosoof James Mill in hoofdstuk 2 van zijn boek Analysis of the Phenomena of the Human Mind uit 1829, in de betekenis "bewustwording van ideeën" aangetroffen vanaf 1905 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ideatie | ideaties |
verkleinwoord | - | - |
de ideatie v
- (filosofie) (psychologie) bewustwording en ontwikkeling van een abstract denkbeeld
- ▸ Andere abstracte schilders, zoals Malewitsj en Mondriaan, ziet hij nog altijd verstrikt in de logica van de figuratie en de daarmee gepaard gaande dualismen. Volgens Henry blijft de abstractie bij deze kunstenaars gebonden aan de wereld van de verschijning. Eerder dan zich aan het zijn over te geven - zoals Kandinsky - construeren zij een idee van het zijn, waaraan zij vervolgens in hun schilderkunst vorm geven. Men zou bij hen dan ook eerder over ‘ideatie’ dan over ‘abstractie’ moeten spreken, aldus Henry, die zich in belangrijke mate laat leiden door het denken van Heidegger.[1]
- ▸ De dichter 't meest weet dat het woord geen gepreformeerde, geen geijkte ta[a]l kan toebehoren. Hij gebruikt de plasticiteit van het woord als vormmateriaal van zijn ideatie. Het woord heeft dàn alleen waarde voor hem, als het de uitdrukkingsmogelijkheid biedt van wat hij te zeggen heeft en van wat hem bezielt.[2]
- ▸ En hij werd goed behandeld van wie náging adem-haling en bloeds-omloop, en de verteering der spijzen en de werking der zenuwen, en de zintuigen, en het geheugen, en de ideatie zelfs, buiten al het overige...[3]
- Het woord ideatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Charo CregoBoekbespreking : Kunst : Michel Henry in: Streven., jrg. 56 nr. 6 (maart 1989), Streven VZW, Antwerpen, p. 572
- ↑ Weblink bron P.Th. HugenholtzHet lege woord in: De Gids., jrg. 134 nr. 3 (1971), Stichting De Gids, Amsterdam, p. 144
- ↑ Weblink bron De geschiedenis van het gedicht. in: Vlaanderen., jrg. 3 nr. 4 (april 1905), C.A.J. van Dishoeck, Bussum, p. 218