Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huur·som
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huursom huursommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huursomv / m

  1. bedrag dat je moet betalen als je iets wilt huren, of ontvangt als je iets verhuurt
    • De totale huursom (alle huren bij elkaar) van de sociale huurwoningen van een woningcorporatie mag de komende jaren met niet meer dan het inflatiepercentage plus 1 procent stijgen. [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen