• hus·lig
  • Afkomstig van het Deense woord hus met het achtervoegsel -lig.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud huslig mere huslig mest huslig
o enkelvoud husligt
meervoud huslige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
huslige mere huslig mest huslige

huslig

  1. huiselijk


  • hus·lig
  • Afkomstig van het Noorse woord hus met het achtervoegsel -lig.
Naar frequentie 43647
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud huslig husligere husligst
o enkelvoud huslig
meervoud huslige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
huslige husligere husligste

huslig

  1. huiselijk


huslig

  1. verouderde spelling of vorm van husleg tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van huslig