Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoort aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanhoren

hoort (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhoren
    • Jij hoort aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhoren
    • Hij hoort aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanhoren
    • Hoort aan! 

Gangbaarheid