Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·schud·dend
stellend
onverbogen hoofdschuddend
verbogen hoofdschuddende
partitief hoofdschuddends

Bijvoeglijk naamwoord

hoofdschuddend

  1. het op en neer bewegen van het hoofd omdat je iets niet begrijpt of afkeurt
    • De hoofdschuddende vader stond langs de kant van het voetbalveld toen zijn zoon door de tegenstander onderuit werd gehaald. 

Werkwoord

vervoeging van: hoofdschudden
verbogen vorm: hoofdschuddende

hoofdschuddend

  1. onvoltooid deelwoord van hoofdschudden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be