honderdvierjarige

  • hon·derd·vier·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdvierjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdvierjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdvierjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdvierjarige honderdvierjarigen
verkleinwoord

de honderdvierjarigev / m

  1. levend wezen dat 104 jaar oud is of iets dat 104 jaar bestaat
    • De honderdvierjarige is de oudste inwoonster van de stad.