honderdtachtigjarige

  • hon·derd·tach·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdtachtigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdtachtigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdtachtigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdtachtigjarige honderdtachtigjarigen
verkleinwoord

de honderdtachtigjarigev / m

  1. levend wezen dat 180 jaar oud is of iets dat 180 jaar bestaat
    • De honderdtachtigjarige is voor een schildpad nog heel actief.