hondenwerk
- Geluid: hondenwerk (hulp, bestand)
- hon·den·werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hondenwerk | |
verkleinwoord |
het hondenwerk o
- vervelend en vermoeiend werk
- De bakker bakt het hondebrood, Dat is wel hondenwerk, Hij doet de ronda op zijn Honda En telt zijn zuurverdiende hondepenningen. [1]
- Ik zeg het maar meteen: zelf friet bakken – zonder frituur – is hondenwerk. Je bent zo twee uur bezig. Niet iets om na een lange werkdag nog aan te beginnen dus, wel geschikt om een regenachtige zondagmiddag mee stuk te slaan. [2]
- Het woord 'hondenwerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hondenwerk" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ NRC Rudy Kousbroek 12 juli 1991 De hond in de pot
- ↑ NRC Roos Ouwehand 1 oktober 2010 Moleculair koken
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be