• hol·lan·di·tis
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘verzet tegen plaatsing van kernwapens’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1981 [1]
  • afgeleid van Holland met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hollanditis -
verkleinwoord - -

de hollanditisv

  1. als besmettelijke ziekte van veel Nederlanders aangeduide houding, inhoudend het verzet tegen de plannen voor plaatsing van kruisraketten in West-Europa