• hof·eti·quet·te
enkelvoud meervoud
naamwoord hofetiquette
verkleinwoord

de hofetiquettev / m

  1. de omgangsvormen die gelden aan een hof
     Bij het begin van de mazurka zag Boris dat de adjudant-generaal Balasjov, een van de vertrouwelingen van de tsaar, op de tsaar, die met een Poolse dame praatte, toeging en in strijd met de hofetiquette vlak bij hem bleef staan.[2]
     Het Twents-/Oranjemuseum Nieuwe Haghuis aan de Prinsendijk 1 in Diepenheim is op Koninginnedag open van 10 tot 17 uur. Sietze Visser, voormalig butler van prinses Armgard, geeft om 11, 13 en 15 uur voor belangstellende bezoekers tekst en uitleg over de hofetiquette aangaande tafeldekking.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Marthy Rothe
    “Vrijwilligers vroeg in de weer met Oranjeboog” (28-04-2008), Tubantia