hoekkamer
  • hoek·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord hoekkamer hoekkamers
verkleinwoord hoekkamertje hoekkamertjes

de hoekkamerv / m

  1. een kamer die gelegen is in de hoek van een gebouw en dus ramen in meerdere muren kan hebben
    • Daar hing het portret sinds 1992 in een vrij donkere hoekkamer boven een haard, waar het menig bezoeker nauwelijks opviel. Mondriaan heeft het portret van de toen zestienjarige Wilhelmina waarschijnlijk naar een foto geschilderd als een studieobject. [2] 
    • Aan de ene kant twee grote ramen met een weids uitzicht over de Utrechtse achterlanden (wel even over de passerende treinen heenkijken) en aan de andere kant van deze hoekkamer zit een grote deur met dito raam dat bij helder weer uitzicht biedt op Utrecht. [3] 
    • Heel spannend is het niet, de winnaar zelf weet het al. "Maar niet alle aanwezigen," zegt Martijn van Schieveen. De pr-man wil nog iets van spanning erin houden, hier in de Vriendenlounge in de Hermitage, een kleine hoekkamer met drie statafels en een beamer. [4] 
93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Jan Ruesink 22-12-17, Wilhelmina verhuist naar Winterswijk
  3. De Telegraaf 25 sep. 2015 Uitzicht
  4. Het Parool HANS VAN DER BEEK 24 MAART 2017 Ik ben de laatste die geen idee heeft wie de gelukkige is
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be