• hiv·be·smet·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord hivbesmetting hivbesmettingen
verkleinwoord

de hivbesmettingv

  1. een infectie met het hivvirus
     Tshabalala-Msimang heeft woede gewekt en zich belachelijk gemaakt door openlijk wantrouwen uit te spreken in reguliere middelen tegen aids en in plaats daarvan knoflook en citroen te propageren, in een land waar 5,4 miljoen mensen seropositief zijn, er elke dag 1400 nieuwe hivbesmettingen bijkomen en naar schatting 900 mensen per dag aan aids overlijden.[1]
     De betreffende bijeenkomsten zijn vooral populair bij de Antilliaanse, Afrikaanse en Surinaamse gemeenschap. De healings zouden mensen van homoseksualiteit en hivbesmetting kunnen genezen, beweren de religieuze leiders. Daar schuilt volgens Boutkan en Ossel het gevaar. „Healings die mensen in de waan laten dat zij zo genezen kunnen worden van hiv, houden hiv–positieve mensen af van een echte behandeling", menen zij.[2]
  1.   Weblink bron “Nieuwe rel rond minister Zuid-Afrika” (23 augustus 2007), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Amsterdam wil onderzoek naar hivhealings” (3 oktober 2008), Reformatorisch Dagblad