• her·pro·gram·me·ren

herprogrammeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herprogrammeren
herprogrammeerde
geherprogrammeerd
zwak -d volledig
  1. aanpassen van iets, met name van plannen
    • De resultaten van de jongerenenquête worden meegenomen in de brede analyse op en de herprogrammering van de plannen voor de bouw van woningen in Twenterand. Tot 2027 mag Twenterand iets meer dan 500 woningen bouwen.[1] 
  2. voorzien van nieuwe 'software'
    • Troost zegt dat hij vanuit de Eindhovense Maranathakerk met zijn bijzondere gave de spelers van het al gedegradeerde De Graafschap extra kracht heeft gegeven voor de laatste competitiewedstrijd tegen de gedoodverfde kampioen Ajax. Hoe? Door de ziel van de Superboeren te verbinden met hun lichaam. Pardon? Door schuddend met zijn lichaam de energiestromen van de Doetinchemse spelers te herprogrammeren en hun Bron te activeren. Ofwel hun god. Daarom vochten zij die middag als leeuwen, hielden ze Ajax op 1-1 en bezorgden ze PSV (dat won van PEC Zwolle) de titel.[2] 
  1. Tubantia 14-NOVEMBER-2017
  2. Tubantia 01-JUNI-2017