• her·be·noe·men

herbenoemen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herbenoemen
herbenoemde
herbenoemd
zwak -d volledig
  1. iemand opnieuw aanwijzen voor het vervullen van een bepaald ambt
     De separatistische partij Samen voor Catalonië doet een nieuwe poging om de gevluchte Carles Puigdemont te herbenoemen tot Catalaans regiopresident.[2]
     De Kamer heeft Van Zutphen gevraagd naar de Kamer te komen om duidelijkheid te krijgen over zijn besluit om zijn collega Dullaert niet te herbenoemen of zijn contract te verlengen. Van Zutphen schreef vorige week in een brief aan Kamervoorzitter Arib dat hij zijn eigen "accenten" wil leggen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Catalanen schuiven weer Puigdemont naar voren” (06-05-2018), NOS
  3.   Weblink bron “Nationale ombudsman weigert commentaar op vertrek Dullaert” (03-02-2016), NOS