herankommen
- Geluid: herankommen (hulp, bestand)
- IPA: / hɛˈrankɔmən /
- he·ran·kom·men
- her·an·kom·men
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
herankommen |
kam heran |
(ist) herangekommen |
Klasse 4 sterk | volledig | scheidbaar |
herankommen
- overgankelijk aan komen lopen, naderen, toetreden
- «Während ich anderweitig beschäftigt war, sah ich aus dem Augenwinkel ein Ehepaar herankommen. »
- Terwijl ik ergens mee bezig was zag ik vanuit mijn ooghoek een echtpaar aan komen lopen.
- «Während ich anderweitig beschäftigt war, sah ich aus dem Augenwinkel ein Ehepaar herankommen. »
|