hemelleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- he·mel·leer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hemel en leer
Zelfstandig naamwoord
- (religie) de leer over het goddelijke en hemelse
- Het licht der Goddelijke openbaring had zijnen geest bestraald, en het vruchtbaar zaad der reinste hemelleer had diepe wortelen in zijn hart geschoten.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'hemelleer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Verspreide geschriften van Ab. Des Amorie van der Hoeven, voorafgegaan door een woord ter nagedachtenis van den ontslapene door Cohen Stuart.
Suringar, 1856