heloot
- he·loot
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘Spartaanse horige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heloot | heloten |
verkleinwoord | - | - |
de heloot m
- de oorspronkelijke bewoners van het gebied rond Sparta; door de Spartanen werd deze pre-Dorische bevolking verslagen en tot slaaf gemaakt
- Het woord heloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heloot" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "heloot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heloot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be