heisa
Niet te verwarren met: heisā |
- hei·sa
- In de betekenis van ‘drukte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heisa | - |
verkleinwoord | - | - |
de heisa m
- opschudding, commotie
- Wanneer zal die heisa eens wat tot bedaren komen?
- Het woord heisa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heisa" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "heisa" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- hei·sa
Naar frequentie | > 50000 |
---|
heisa, mv
- bepaalde vorm nominatief meervoud van heis