hechtsel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hecht·sel
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van hechten met het achtervoegsel -sel[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hechtsel | hechtsels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het hechtsel o
- datgene waarmee men iets vastmaakt of dichtmaakt
- datgene waarmee men iets dichtknoopt of vastgespt
Gangbaarheid
- Het woord hechtsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hechtsel" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be