• ha·ve·gød·ning
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden have en gødning met het achtervoegsel -ning
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   havegødning     havegødningen     havegødninger     havegødningerna  
genitief   havegødnings     havegødningens     havegødningers     havegødningernas  

havegødning, g

  1. (plantkunde), (tuinieren) tuinmest