• har·pist
  • afgeleid van harp met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord harpist harpisten
verkleinwoord harpistje harpistjes

de harpistm

  1. (beroep) een bespeler van het muziekinstrument harp.
97 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be