Harpen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • harp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord harp harpen
verkleinwoord harpje harpjes

Zelfstandig naamwoord

de harpv / m

  1. (muziekinstrument) een instrument met een driehoekige vorm met voor elke toon een aparte snaar
    • Veel mensen vinden de harp een mooi muziekinstrument. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
harpen

harp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harpen
    • Ik harp. 
  2. gebiedende wijs van harpen
    • Harp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harpen
    • Harp je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie


Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
harp harps

Zelfstandig naamwoord

harp

  1. (muziekinstrument) harp.