handteken
- hand·te·ken
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- samenstelling van hand en teken [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handteken | handtekens |
verkleinwoord | handtekentje | handtekentjes |
het handteken o
- teken met de hand
vervoeging van |
---|
handtekenen |
handteken
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handtekenen
- Ik handteken.
- gebiedende wijs van handtekenen
- Handteken!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handtekenen
- Handteken je?
- Het woord handteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "handteken" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be