handpers
- hand·pers
- samenstelling van hand zn en pers zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handpers | handpersen |
verkleinwoord | handpersje | handpersjes |
- met de hand aangedreven pers
- ▸ Daar stond de 'handpers' en de 'steen' achter het hekje om het trapgat naar de drukkerij en dichtbij was de bok van Bruining waar Nico leerde.[2]
- Het woord handpers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294