Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·del·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afhandelen

handelden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afhandelen
    • Wij handelden af. 
    • Jullie handelden af. 
    • Zij handelden af. 

Gangbaarheid