Nederlands

 
handboogschieten
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·boog·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

handboogschieten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
handboogschieten


onvolledig
  1. boogschieten met een handboog
     Op de vraag of ze dan een Nederlandse of Mexicaanse vlag ophangt, volgt een grote grijns. "Nederlands met een vleugje Mexico", klinkt het gevat. "De Mexicanen zijn bij handboogschieten goed vertegenwoordigd in Tokio. Het vrouwenteam heeft zich opnieuw geplaatst en in het Amerikaanse team zit ook nog een Mexicaans meisje. Dat zijn dus vijf deelneemsters."[1]
     Voor de editie in Den Haag staan tien sporten op het programma: atletiek, gewichtheffen, handboogschieten, indoorroeien, JLR Driving Challenge, rolstoelbasketbal, rolstoelrugby, wielrennen, zitvolleybal en zwemmen.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Schloesser-Bayardo mikt na handbooghuwelijk op medaille voor Oranje” (Donderdag 22 juli 2021, 11:58), NOS
  2.   Weblink bron “Na twee keer uitstel nieuwe datum Invictus Games: 16 tot en met 22 april 2022” (Woensdag 7 april 2021, 09:02), NOS