• half·vier
enkelvoud meervoud
naamwoord halfvier
verkleinwoord

de halfvierv / m

  1. een tijdstip op de klok halverwege drie en vier uur
74 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be