Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hak hout
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
houthakken

hak hout

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houthakken
    • Ik hak hout. 
  2. gebiedende wijs van houthakken
    • Hak hout! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houthakken
    • Hak je hout? 


Gangbaarheid