hagelschot
- Geluid: hagelschot (hulp, bestand)
- ha·gel·schot
- samenstelling van hagel zn en schot zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hagelschot | hagelschoten |
verkleinwoord | hagelschotje | hagelschotjes |
hagelschot
- schot uit een jachtgeweer met hagelpatronen
- ▸ "Het slachtoffer zat in de stoet van de andere bruiloft. Ze kreeg de volle laag van het hagelschot in haar gezicht", zegt Daniel Lejeune, belast met veiligheidszaken in de regio. "Hoe dat heeft kunnen gebeuren wordt uitgezocht."[1]
- Het woord 'hagelschot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Bruiloftsgast dodelijk getroffen door hagelschot” (Zondag 14 juni 2015, 16:37), NOS