Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·gel·fa·briek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hagelfabriek hagelfabrieken
verkleinwoord hagelfabriekje hagelfabriekjes

Zelfstandig naamwoord

de hagelfabriekv [1]

  1. een bedrijf waarin kleine, ronde, loden kogeltjes maakt voor hagelgeweren
  2. een bedrijf waarin men chocoladehagelslag maakt

Gangbaarheid


Verwijzingen