• haat·zaai·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
haatzaaien
zaaide haat
haatgezaaid
zwak -d volledig

haatzaaien

  1. door de wet verboden activiteit die bestaat uit het met woord of daad aanzetten tot haat jegens een individu of bevolkingsgroep, bijvoorbeeld op grond van ras, geslacht, leeftijd, land van herkomst, godsdienst, seksuele voorkeur, handicap, taalvaardigheid, levensbeschouwing, politieke overtuiging, sociaal-economische klasse, beroep, uiterlijk etc.
    • Ben je bezig met haatzaaien als je zegt dat afvallige moslims gedood moeten worden? [2] 
    • Haatzaaien mag volgens Meta niet op de sites, maar het bedrijf zou nu een uitzondering maken voor oproepen Russen te doden, met name president Vladimir Poetin, zijn Belarussische ambtgenoot Aleksandr Loekasjenko en militairen en bewindslieden uit Rusland [3]