• haal te·rug
vervoeging van
terughalen

haal (…) terug

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terughalen
    • Ik haal terug. 
  2. gebiedende wijs van terughalen
    • Haal terug! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terughalen
    • Haal je terug?