gunnen
- gun·nen
- In de betekenis van ‘verlenen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gunnen |
gunde |
gegund |
zwak -d | volledig |
gunnen
- voldoening hebben dat iemand anders iets heeft of verkrijgt
- Die promotie was hem zeker gegund.
- ▸ Ik had juist het gevoel dat elkaar vrijheid gunnen een mooie uiting van liefde is en dat het gezond voor je relatie kan zijn om van tijd tot tijd alleen te zijn.[2]
- Het woord gunnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gunnen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "gunnen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be