grosella
- gro·sel·la
- Afkomstig uit het Spaans.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grosella | grosella's |
verkleinwoord | grosellaatje | grosellaatjes |
de grosella v
- (bloemplanten) Phyllanthus acidus een lid van de familie Phyllanthaceae , dat op commerciële basis wordt verbouwd voor zijn eetbare vruchten
- Het woord 'grosella' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
grosella | grosellas |
grosella v