• groen·te·kar
enkelvoud meervoud
naamwoord groentekar groentekarren
verkleinwoord groentekarretje groentekarretjes

de groentekarv / m

  1. tweewielige kar waarop groente ligt uitgestald die door een groenteman wordt verkocht
     De protesacties lijken geïnspireerd door de wanhoopsdaad van een Tunesische groentenverkoper op 17 december. Toen zijn groentekar in beslag werd genomen, stak hij zichzelf in brand uit onvrede over de uitzichtloosheid van de situatie van jongeren.[1]
  1.   Weblink bron “Meer zelfverbrandingen Noord-Afrika” (Maandag 17 januari 2011, 16:08), NOS