groenbuik
- groen·buik
- samenstelling van groen en buik zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groenbuik | groenbuiken |
verkleinwoord | groenbuikje | groenbuikjes |
de groenbuik m
- (zoötomie) dier met een groene buik
- groenbuikamazilia, groenbuikfeeënhoningzuiger, groenbuikgaasvlieg, groenbuikjuweelkolibrie, groenbuiksteltwants, groenbuikvizierkolibrie
- Het woord 'groenbuik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.