• groei·pe·ri·o·de
enkelvoud meervoud
naamwoord groeiperiode groeiperiodes
groeiperioden
verkleinwoord

de groeiperiodev

  1. tijdperk met grote economische groei
     Weliswaar groeide de Duitse economie tien jaar op rij, de langste groeiperiode in meer dan 50 jaar, maar "de tegenwind steekt op, vooral uit de wereld om ons heen", vindt economieminister Peter Altmaier. "De steekwoorden zijn brexit, handelsconflicten en de internationale belastingpolitiek".[1]
     Het is het voorlopige sluitstuk van een roerige periode bij Uber, een taxibedrijf dat op papier heel succesvol kan worden (investeerders schatten de waarde van het bedrijf in 2016 op 70 miljard dollar) en de afgelopen jaren keihard groeide. Tijdens die onstuimige groeiperiode lijken veel fouten te zijn gemaakt. Een dertien pagina's tellend document vol aanbevelingen, dat vorige week werd gepubliceerd, toont een bedrijf dat nooit volwassen is geworden.[2]
     China is een groeimarkt op technologiegebied. Dat komt vooral door de rijke bovenlaag, vertelt De Vries. "Er is een kleine elite in de grote steden, hun ouders zijn rijk geworden tijdens de laatste economische groeiperiode. Deze groep is heel erg nieuwsgierig en wil graag nieuwe dingen uitproberen. Daarin gaan ze vaak verder dan westerse mensen."[3]
  1.   Weblink bron “Economisch gouden jaren voorbij, zo staat de economie ervoor” (Donderdag 31 januari 2019, 06:00), NOS
  2.   Weblink bron “Seksschandalen en ruzies: de ondergang van Uber-baas Travis Kalanick” (Woensdag 21 juni 2017, 16:35), NOS
  3.   Weblink bron “Nederlands bedrijf levert VR-bioscopen aan 'nieuwsgierig China'” (Vrijdag 2 december 2016, 12:19), NOS