Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grens·con·tro·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grenscontrole grenscontroles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grenscontrolev / m

  1. toezicht op wie of wat de grens van een land passeert
     Langs delen van de grens met Duitsland is een grote grenscontrole gehouden. Op de A12 werd al het inkomende verkeer vanuit Duitsland gecontroleerd. Auto's werden naar een parkeerterrein geleid waar steekproefsgewijs gecontroleerd werd.[2]
     Er moet "intensief" gewerkt worden om tot overeenstemming te komen over de grenscontrole tussen Ierland en Noord-Ierland en een brexit-deal te kunnen sluiten, heeft de Britse premier May gezegd tegen de overige 27 EU-leiders.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Aanhoudingen bij grote controle op wegen langs de grens met Duitsland” (Donderdag 15 november 2018, 16:27), NOS
  3.   Weblink bron “May had 'niks nieuws'; EU-leiders beraden zich” (Woensdag 17 oktober 2018, 16:34), NOS