En gravid kvinne.
Een zwangere vrouw.


  • gra·vid
  • Afgeleid van het Latijnse woord gravis.

gravid

  1. (medisch) zwanger
    «En gravid norsk kvinne er fengslet i Bolivia etter å ha blitt pågrepet med kokain i magen.»
    Een zwangere Noorse vrouw is in Bolivia gearresteerd nadat er cocaïne in haar maag werd ontdekt.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud gravid - -
o enkelvoud gravid
meervoud gravide
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gravide - -


  • gra·vid
  • Afgeleid van het Latijnse woord gravis.

gravid

  1. (medisch) zwanger
    «Ei 21 år gamal gravid kvinne vart i føremiddag knivstukken og drepen i Stavanger.»
    Een 21-jarige zwangere vrouw werd in de ochtend in Stavanger doodgestoken.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud gravid - -
o enkelvoud gravid
meervoud gravide
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gravide - -


  • gra·vid
  • Afgeleid van het Latijnse woord gravis.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud gravid - -
o enkelvoud gravid
meervoud gravide
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gravide - -