Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·ve·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord graverij graverijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de graverijv

  1. het graven; het resultaat van graven
    • "Op dit moment is het voor veel mensen vooral een enorme graverij", erkent woordvoerder H. Bijen van het Waterschap Rijn en IJssel, gevraagd naar de aanleg van waterbergingsgebieden rond de Berkel direct ten westen van Eibergen. [2] 
    • Te grote konijnenpopulaties kunnen schade veroorzaken aan land- en tuinbouwgewassen, maar ook aan het openbaar domein. 'De belangrijkste problemen die deze dieren veroorzaken zijn te wijten aan hun ondergrondse leefwijze. Konijnen kunnen met hun graverij enorme hoeveelheden grond verzetten en daardoor verzakkingen van wegen, voetpaden, dijken en sportvelden veroorzaken. [3] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen