Nederlands

 
graspad
Uitspraak
Woordafbreking
  • gras·pad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord graspad graspaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het graspado

  1. een met gras bedekt wandelpad
    • Het graspad brengt ons naar de IJsselmeerdijk waarboven we al van verre majestueuze zeilen de horizon zien kleuren. [2] 
    • De graslanden, grienden en moerassen van het natuurgebied behoorden ooit tot het Regulierenklooster. Brede graspaden leiden ons langs bosschages en houtwallen, waarin we een ree schichtig zien wegvluchten. [3] 
    • De 160 standhouders hebben hun in totaal 260 kramen en stands deels op een harde ondergrond staan en deels op gras. Houtspaanders houden het graspad begaanbaar. Er zijn niet alleen boeken, kleding, cd’s en hoeden te koop, maar ook schoenen, brocante, fruit, oliebollen, antiek en worst: alles door elkaar. [4] 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf JOOP DUIJS 05 jul. 2014 Zeilen boven de dijk
  3. De Telegraaf JOOP DUIJS 02 aug. 2014 Land van Flipje
  4. Reformatorisch Dagblad Jan van Reenen 18-07-2012 Duikenburgse Dagen in Echteld van start
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be